Perspectiefnota gemeente Arnhem
Perspectiefnota gemeente Arnhem
Op de politieke agenda stond dinsdag 28 april de Perspectiefnota 2016 – 2019 van de gemeente Arnhem. De gemeente Arnhem krijgt de komende jaren steeds minder geld vanuit Den Haag toebedeeld. Er moet op het budget worden bespaard, wat neerkomt op circa 20 miljoen euro. Dit betekent dat er weloverwogen keuzes en besluiten moeten worden genomen. SP-fractievoorzitter Cris Lenting hield dinsdagavond, tijdens de besluitvormende vergadering, een betoog waarin hij de standpunten van de Arnhemse SP duidelijk maakte.
Lenting: “De publieke zaak heeft altijd twee ouders gehad: de overheid en de gemeenschap. Maar de publieke zaak is verweesd. Mede door de politiek van privatisering, vermarkting en verzelfstandiging is de overheid de laatste jaren tekort geschoten als hoeder van dat wat van ons allemaal is. Als gevolg van de toenemende individualisering voelen mensen zich minder betrokken bij de publieke zaak. Dat geldt voor de zorg, het onderwijs, veiligheid en in de buurt.
Het samen leven is ontmoedigd, het eigen belang werd de norm. Mensen voelden zich steeds minder verantwoordelijk voor de eigen omgeving, er is een wegkijk-cultuur ontstaan waarin mensen elkaar niet meer aanspreken. De betrokkenheid met elkaar nam af, de eenzaamheid, bijvoorbeeld onder ouderen, nam toe.
De overheid heeft publieke diensten ‘vermarkt’. De ‘markt’ is echter niet geïnteresseerd in het publieke belang, in solidariteit en menselijkheid. Die moeten vervolgens worden afgedwongen: door meer regels, voorschriften en protocollen.
Minder bemoeienis van de overheid leidt dus niet tot minder, maar juist tot meer bureaucratie. De werkers, het voetvolk van de publieke zaak, kregen te maken met georganiseerd wantrouwen, dat een intensief contact met mensen en een goede uitoefening van het eigen beroep onmogelijk maakt. Managers van publieke diensten staan lijnrecht tegenover de ervaringsdeskundigen uit de praktijk. Indicatie-, controle-, en verantwoordingsgekte namen bezit van de publieke sector. De afstand tot de publieke voorzieningen heeft ertoe geleid dat steeds meer mensen die voorzieningen niet meer als hún voorzieningen ervaren.
In de wijkteams wordt dit voor het eerst doorbroken, professionals dicht bij de mensen proberen gezinnen door middel van een integrale aanpak te helpen.
Maar ook in andere delen van het publieke domein kunnen zaken worden verbeterd. Burgers geven aan zelf meer initiatief te willen nemen. Op verschillende plekken in de stad, ontstaan initiatieven waarin de gemeente geen of een kleine rol speelt. Coehoorn Centraal en het Bruishuis zijn voorbeelden waarvoor landelijke aandacht is.
Het veranderprogramma “van wijken weten” gaat hierin nog een stap verder. De wijk of buurt is een goede schaal om de publieke domein te organiseren. Kleinschalige voorzieningen in de buurt brengen de menselijke maat in de publieke sector en maken veel bureaucratische controle en toezicht overbodig.
Een levendige buurt, met voldoende voorzieningen, waar mensen elkaar kennen en tegenkomen, vergroot de betrokkenheid en vermindert de anonimiteit. Een buurt waarin bewoners meer invloed en zeggenschap hebben, vergroot voor veel mensen het gevoel van verantwoordelijkheid voor de eigen omgeving. De afstand tot voorzieningen wordt kleiner en de betrokkenheid van mensen groter.
We moeten vertrouwen hebben in de beroepseer van werkers in de publieke sector en vertrouwen op mensen in de wijk. Op deze manier kunnen we beter gebruik maken van de inzichten, ervaringen en intuïtie van bijvoorbeeld leraren, thuiszorgwerkers en wijkagenten. De directeur van een basisschool moet zijn leerlingen kennen. Thuiszorgwerkers moeten de tijd hebben voor een praatje. De wijkagent moet op straat aanspreekbaar zijn en weten wat er speelt in de buurt.
In verschillende sociale verbanden komen mensen samen en kennen elkaar en hun woonomgeving. Denk bijvoorbeeld aan de verschillende verenigingen die al op wijk niveau aanwezig zijn, met wie intensief samengewerkt kan worden. Hun sociale netwerk en kennis is waardevol.
Mensen helpen mensen en hechten veel waarde aan solidariteit, en willen leven in een samenleving waarin we met elkaar betrokken zijn. Niet als calculerende consument, maar als verantwoordelijke burger. Als buurman, verzorger en vrijwilliger. Als medeverantwoordelijke voor de buurt. Want wie zich verantwoordelijk voelt voor het wel en wee van de eigen buurt, is ook betrokken bij de medebewoners in de buurt.
De gemeente kan en moet dit niet van bovenaf opleggen, maar moet wel zorgen voor de infrastructuur. De gemeente moet als partner samen met de stad sociale en professionele verbanden scheppen en verstevigen.
Beslissingen over voorzieningen in de buurt worden nu vaak over de hoofden van de bewoners heen genomen. Als je verantwoordelijkheid vraagt van mensen voor de eigen buurt, dan moeten zij hier ook zeggenschap over hebben. Dit niet doen leidt tot cynisme en ondermijnt de overtuiging dat mensen hun eigen leefomgeving kunnen verbeteren.
Om deze spiraal van wantrouwen te doorbreken, moeten mensen kunnen ervaren dat democratie méér is dan eens in de zoveel tijd naar de stembus gaan. Bewoners moeten meer zeggenschap krijgen over hun eigen buurt. Dat begint ermee dat de overheid bewoners vertrouwen moet geven. Er zijn verschillende mogelijkheden om mensen actief te laten participeren in hun buurt.
Veel te veel mensen zitten achter de geraniums, terwijl ze dolgraag hun bijdrage willen leveren aan de buurt en de gemeenschap. Er staan ook in Arnhem nog duizenden mensen langs de kant. Gedeeltelijk arbeidsongeschikten, jonggehandicapten, langdurig werklozen en oudere werklozen vangen bot op de arbeidsmarkt.
De arbeidsbemiddeling moet mede door de Participatiewet opnieuw worden uitgevonden. Organisaties als UWV en UWV Werkbedrijf zijn grote bureaucratieën geworden, waar niet de mensen centraal staan, maar de regels, procedures en formulieren.
De arbeidsbemiddelaar moet de werkzoekenden en de werkgevers kennen. Met de invoering van de Participatiewet is de arbeidsbemiddeling en eventuele (bij-) scholing van werkzoekenden een taak van de gemeente geworden. De schotten tussen werklozen, arbeidsongeschikten, mensen in de bijstand en zij die zonder uitkering zitten worden weggehaald. Het werkgeversservicepunt speelt hierin een belangrijke rol.
Maar ook op het niveau van de wijken liggen hier kansen, richt leer- en werktrajecten in de buurten op. Buurtorganisaties, scholen, sport- en andere verenigingen, maar ook bedrijven en instellingen in de buurt, worden hierbij nauw betrokken; bemiddelaars van het WGS of wijkteams zoeken daar de buurtbewoners bij. Het werken of leren in zo'n traject levert natuurlijk minimaal het minimumloon op.
Mensen die, om wat voor reden dan ook, niet (meteen) kunnen participeren worden door de gemeente opgevangen, begeleid en ondersteund.
Een ander belangrijke ontwikkeling is de aandacht voor duurzaamheid. Op verschillende plekken ontstaan bijvoorbeeld Stadstuinen en -landbouw. Het succes van de herverkaveling in Gaardenhage en de tuintjes op Stadseiland tonen aan dat hieraan steeds meer behoefte is. Een vereniging als de Tuinmaat bloeit van de actieve en betrokken deelnemers. Het is dan ook denkbaar meer van dit soort activiteiten mogelijk te maken. Maar ook op andere terreinen van duurzaamheid waarbij gemeentegronden kunnen worden ingezet zijn mogelijk. De SP denkt hierbij bijvoorbeeld aan het plan voor de Zonnevelden zoals gepresenteerd bij de bespreking van de Energie Made in Arnhem.
Voorzitter,
Het veranderprogramma “van wijken weten” is een sprong in het diepe, maar de SP heeft er alle vertrouwen in dat de raad, ons college, de ambtenaren en vooral alle mensen in de stad (momenteel al actief of niet) hiervan een succes kunnen maken.
Arnhem zal landelijk straks bekend staan als de stad waar de “Wijken van wanten weten!”
Met initiatieven die goed zijn voor de stad en haar inwoners.”
- Zie ook:
- Cris Lenting